Wageningen is van oudsher een geschikte plaats geweest om te leven. Het museum documenteert vijfduizend jaar plaatselijke historie. Maar Wageningen ligt ook op een strategisch belangrijke plek. Zo kende het de eeuwen door veel strijd en oorlogsgeweld.
De eerste bewoners vonden vruchtbare grond tussen twee stuwwallen uit de ijstijd – de Grebbeberg en de Wageningse berg – en met de Rijn voor de deur beschikten ze over een uitstekende verbinding naar elders.
Vanwege zijn strategische ligging kreeg Wageningen al in 13e eeuw stadsrechten. Karel van Gelre bouwde kort na 1500 een kasteel ter versterking van de stad. Een imposante maquette van het 17e-eeuwse Wageningen met zijn gracht, stadsmuur, torens en kasteel vormt het middelpunt van de historiezaal van het museum. De maquette is gebouwd naar de panoramakaart van Geelkercken (1654), destijds de officiële cartograaf/landmeter van Gelre.
Na de verwoesting van het kasteel door Franse bezetters in het nationale rampjaar 1672 besloot de kasteelheer uit die dagen, Assueer Torck, tot een ingrijpende reconstructie en inbreiding van het gebouwencomplex. Voor zichzelf zette hij een nieuw woonhuis neer, deels boven op de fundamenten van het vernielde poortgebouw. In de kelder van het museum zijn daarvan nog resten te zien.
De zoon van Assueer Torck, Lubbert Adolph heeft een bijzonder grote rol gespeeld in de Wageningse geschiedenis. Deze Torck was als politicus en zakenman een figuur van regionale en nationale allure. In Wageningen was hij een aantal keren burgemeester. Hij liet de straten verbeteren, zorgde voor stadsverlichting, liet putten slaan voor veilig drinkwater, zorgde dat er een Latijnse school kwam en liet een indrukwekkend aantal herenhuizen bouwen waarvoor hij rijke lieden aantrok uit zijn omvangrijke netwerk. Torck maakte van het achttiende-eeuwse Wageningen een plaats van allure, een stadje met potentie.
N.B. Het originele portret van L.A. Torck bevindt zich in kasteel Rosendael
Maar de negentiende eeuw maakte die potentie niet waar. Wel kwamen er sigarenfabrieken voor de verwerking van de tabak en in de uiterwaarden van de Rijn ontstond een belangwekkende baksteenindustrie. Maar met dat al nam de welvaart van de bevolking niet toe. Het werk was meestal zeer eenvoudig van aard en de lonen waren navenant laag. De sociale omstandigheden van de arbeiders waren vaak zeer bedroevend.
De nieuwe werkgelegenheid zorgde wel voor een toename van de bevolking. Om meer ruimte te krijgen werden de muren en poorten rond de stad gesloopt. Op de wallen werd een stadspark aangelegd. Geleidelijk werden ook nieuwe initiatieven genomen op maatschappelijk en cultureel gebied. Er kwam een HBS, een harmoniegebouw, een schouwburg, een ziekenhuis. De katholieken bouwden een eigen kerk, de joden een synagoge.
Een forse wending neemt de Wageningse geschiedenis in 1876. De regering kiest ervoor om hier de eerste rijkslandbouwschool te stichten. Opnieuw blijkt de ligging van Wageningen – centraal in het land, omgeven door een grote variatie aan grondsoorten – van doorslaggevende betekenis. Waar handel en industrie almaar niet tot bloei wilden komen en fabrieken intussen weer grotendeels zijn verdwenen, daar konden onderwijs en onderzoek op de duur zo uitgroeien, dat Wageningen een naam is geworden in het hele land en ver daarbuiten.
In eigen land is Wageningen vooral ook bekend als de plaats waar in 1945 de “Vrede van Wageningen” werd gesloten. Het museum kent een vaste expositie die daaraan is gewijd. Nadat Wageningen aan het begin en aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zwaar was getroffen door het oorlogsgeweld, werd de stad door de Canadese generaal Charles Foulkes uitgekozen om er de Duitse capitulatie te aanvaarden. Omwille van de naam vond hij het hotel De Wereld daarvoor de beste plek. Met trots noemt Wageningen zich de Stad van de Bevrijding.